Bespiegelingen na dood surfers

In hardverwarrend schijf ik dat ik niet meer ga skiën. Ik moet zoveel handelingen doen voordat ik naar beneden ga, en ook dan ben je nog lang niet klaar. Dat lukt me niet meer.

Bij het surfen in Scheveningen zijn vijf zeer ervaren surfers omgekomen. Hartverscheurend.
Ze waren nog niet half zo oud als ik.

Ik lees dat je voor surfen nog meer handelingen moet doen dan bij skiën. Een gemiddelde surf sessie duurt 3 uur en vergt de volgende handelingen: Board Waxen, wetsuit aan, naar het strand, het water in, peddelden, wachten tot er plek is, dan de golf pakken en vijftien seconden genieten – als je in balans kunt blijven.
Afronden met twee minuten terug peddelen voor de volgende wave. Na afloop spullen schoonmaken en opbergen (met de nodige handelingen), douchen.
Geen sport voor mij dus.

In de NRC scande ik een artikel over euthanasie. Dat is altijd ingewikkeld. De laatste maanden kijk ik wat vaker naar de overlijdensadvertenties. Ongewild vergelijk je de leeftijd met je eigen geboortedatum.  Incidenteel is er iemand jonger dan ik ben, maar ik ga nog wel een tijdje mee.

Wat mij opvalt is dat ik overlijdensadvertenties zie waaruit duidelijk blijkt dat de persoon voor euthanasie heeft gekozen. Zelf ben ik in een beginnend stadium om hier ook afspraken over te maken. Mijn arts heeft nu een verklaring van mij. Omdat ik nog heel veel fijne en goede momenten heb vind ik een niet reanimeren verklaring te vroeg, kan altijd nog.

Het verbaast mij dat de keuze voor euthanasie het vermelden waard is op de rouw kaart. Ik heb er geen mening over, het valt me gewoon op.

Regelmatig lees je dan iets over ‘zelfgekozen einde’ ‘eigen moment’ of andere omschrijvingen die vaak iets tonen van bewondering voor de keuze van de overledene.


Het is nog te ver voor mij om vooruit te kijken naar ik zat te denken aan de tekst.:
‘Henk durfde niet verder te leven’.

Je bent jong en je krijgt wat….

Sneupend in de boekhandel viel mijn oog op het boek Je bent jong en het krijgt wat. Monique van Loon beschrijft hierin haar verhaal over baarmoederhalskanker. De titel deed me een beetje denken aan de eerste werktitel van mijn boekje: “alles went behalve jong dement”. Toen ik de achterflap las was ik verkocht door de trigger “humor” en ook het woord zelfspot. Dus hoewel ik niet direct tot de doelgroep hoorde was ik geïnteresseerd in haar ervaringen.

Ik vond het boeiend om te zien dat zij dezelfde dingetjes doet die ik ook bij mezelf herken: Voor dat ik goed aan mijn verhaal begon meld ik al dat ik mijn Master hebt gehaald. Monique doet iets vergelijkbaars door hoog op te geven over haar eigen status binnen het bedrijf. Ze benadrukt haar inbreng in het bedrijf. Je kunt dit als lezer irritant vinden maar ik vraag u dit niet te doen. Wij gebruiken deze stijlfiguur als een soort steuntje in de rug. Mijn hoofd doet het niet meer en haar leven ligt opeens volledig op zijn kop. Dan zoek je steun bij wat wel goed gaat.

Een andere overeenkomst is humor. Op de achterflap staat zelfspot. Als ik het heb over mijn master dan maak ik daar meteen een grap bij. Het verbaast mij een klein beetje dat Monique het heeft over harde kanker grappen die ze met haar vader maakt, maar deze zijn niet in het boek opgenomen. Wel zit er humor in omschrijvingen van vaak ongemakkelijke situaties (dat zal de zelfspot zijn).

Ik heb jong dement, zij is nog veel jonger (28 bij begin van de ellende). Voor mij opvallend is hoe anders ze reageert op de zorg dan ik dat doe. Ik accepteer alles terwijl Monique er soms hard tegen in gaat. Naar mijn idee is het beschrijven van een beginnend arts met een soort bijnaam -omdat het niet direct goed gaat- een stap te ver. Ik begrijp natuurlijk wel dat je niet vrolijk wordt als een ruggenprik drie keer over moet. Als demente heb je het geluk dat je veel minder behandelingen hebt (tenzij je meedoet aan een medicijnonderzoek).
Dit verschil tussen ons is denk ik een generatie kloof: Ik accepteer min of meer alles, zij stelt vragen (kan ik op een eenpersoonskamer liggen) en wil het beste van het beste. Helaas valt ze na loting uit voor een vernieuwde alternatieve behandelmethode. Dat is een harde klap.

 Tijdens het lezen van dit boek las ik in de nrc een artikel over Jelle van Tilburg, 34 jaar. Hij had ‘opeens’ een hersentumor. Bij de operatie is hij bij kennis (!) gebleven zodat de artsen controleren of er geen vitale delen werden beschadigd. Jelle speelde tijdens de operatie Pink Floyd op zijn gitaar! Eén van de nummers die hij speelde was “wish you where here”. Ongelofelijk. Hij hoopt dat de wetenschap op korte termijn een oplossing kan vinden voor zijn ziekte.

Terug naar Monique. Na de operatie is ze nog lang niet genezen. Daar worstelt ze mee. Ik denk dat in die periode het idee van het boek kwam. Aan de ene kant is ze terughoudend met haar privacy, aan de andere kant ook weer niet. Ze wordt zelfs gevraagd door het blad Vogue om haar verhaal te doen met foto’s. Uiteindelijk besluit ze na lang aarzelen om het te doen. Haar reden is dat zij daarmee anderen (jonge) vrouwen kan helpen en bijvoorbeeld wijzen op inentingen.

Het is grappig dat hoewel wij heel veel van elkaar verschillen we eigenlijk dezelfde soort missie hebben met een boek over onze ziekte. Wel ben ik een beetje jaloers op je marketing.